Middenin een economische crisis je baan als marketing manager vaarwel zeggen, om je volledig te kunnen richten op een carrière als singer-songwriter. Dat is precies wat Oliver Alexander eind vorig jaar besloot. In deze blogreeks geeft hij tweewekelijks speciaal voor 3voor12 een kijkje achter de schermen: hoe ‘word’ je singer-songwriter en hoe ziet je leven er dan plotseling uit? Een kroniek van een beginnende professionele singer- songwriter die het in de grote muziekwereld wil gaan maken. Vandaag deel 4: over koffie, lunchen en visitekaartjes.
Henkjan Smits en kornuiten hielden hoopvolle zangers en zangeressen de afgelopen jaren voor dat ze vooral over de X Factor moesten beschikken. Dan zou het met die muziek carrière vanzelf wel goed komen. X Factor. Een ongrijpbaar fenomeen, maar het zou iets te maken hebben met een combinatie van stage presence, originaliteit en talent. Dat is ongetwijfeld waar, maar daarmee ben je er nog niet.
Gunfactor
De ‘gunfactor ‘ is naar mijn mening minstens zo belangrijk als de X Factor. Daarmee bedoel ik dat mensen, of het nu muziekliefhebbers of mensen uit de muziekindustrie zijn, je het succes moeten gunnen. En dat is niet zo makkelijk. Je moet immers niet alleen in hun ogen het succes verdienen, maar ook nog eens überhaupt met die mensen in aanraking komen.
Daarom begon ik al snel na mijn grote besluit om fulltime singer-songwriter te worden na te denken over netwerken in de muziekindustrie. Sommige mensen vinden netwerken verschrikkelijk en nep, anderen (zoals ik) vinden het juist ontzettend leuk en zien het als een oprechte kans om nieuwe contacten te leggen. Ik las een tijdje terug een quote van een netwerker pur sang: “je moet netwerken niet zien als eenzijdig komen halen, maar als een manier om elkaar verder te helpen”. Ouderwets geven en nemen dus, níet krijgen en nemen.
Zo pakte ik het ook aan, toen ik in februari van dit jaar begon met het bellen van een hoop mensen die ik ken of via-via ken. De meesten zijn werkzaam in de muziekindustrie, in heel uiteenlopende rollen. Ik nodigde ze uit voor een lunch, borrel of kopje koffie om te praten over hun kijk op de muziekindustrie. Ik was benieuwd wat zij voor ervaringen hebben in de muziekindustrie én wat ik daar van kan leren. Het bleek een nuttige tour door het land te zijn.
Adviezen
Eén van mijn eerste gesprekken was met een bekende Rotterdamse zangeres. Ik werd meteen met mijn neus op de feiten gedrukt: de muziekindustrie kent ook een heleboel minder leuke kanten. Ze had er zelf al de nodige ervaring mee. Gedoe met haar management, ruzie met muzikanten uit haar band, valse beloftes en periodes van creatieve droogte… om er maar een paar te noemen. Het beste advies wat ik van haar kreeg? Doe zoveel mogelijk zelf, zeker in het begin van je loopbaan. Dat is weliswaar het meeste werk, maar is ook een garantie dat het gaat zoals je wilt dat het gaat.
Onderweg naar huis dacht ik na over haar advies en besloot ik het inderdaad zo aan te gaan pakken. Alles wat ik zelf kán, doe ik zelf. Voor alles wat ik niet kan, vraag ik hulp aan mensen die daar (veel) beter in zijn. Het leuke is dat niet alleen vrienden, maar ook volslagen onbekenden bereid zijn je te helpen met van alles en nog wat. Zo heb ik de afgelopen tijd al uit allerlei hoeken hulp gekregen: vrienden maakten foto’s, mensen uit de muziekindustrie hielpen me aan nuttige contacten en bloggers wilden graag een stukje over me schrijven voor hun site. Fantastisch!
Angstzweet en tranen
Een week na het gesprek met de zangeres zat ik aan tafel met een manager uit de muziekindustrie in hartje Amsterdam. Niet het type manager dat je misschien nu voor je ziet (snel en grof, zoals Ari Gold uit TV-serie Entourage), maar een vriendelijke en vrolijke dame van middelbare leeftijd. Ik kende haar al van een paar bands die ze in het verleden had gemanaged, dus was het contact snel hernieuwd. Nadat we een paar praktische tips door hadden genomen (“bevestig afspraken met zalen altijd schriftelijk”, “op een mailtje krijg je nooit een reactie, altijd nabellen”), vroeg ze me of ik wat van mijn muziek aan haar wilde laten horen.
Het zweet brak me even uit: ik zou pas een paar maanden later mijn eerste demo’s gaan opnemen, dus wat moest ik nu laten horen? Op mijn telefoon had ik alleen een ruwe opname staan van een ballad die ik professioneel wilde gaan opnemen, waarop ik zing en piano speel. Het was het enige wat ik in februari van dit jaar had, dus het moest maar. Ik gaf haar de oordopjes, zette het nummer aan en begon te wachten. Dit is waarschijnlijk het meest ongemakkelijke moment voor elke muzikant: iemand anders luistert naar je nummer, je creatieve kindje, en je kunt niets doen om die ervaring nog te beïnvloeden. Zelf ben je overgeleverd aan de ongemakkelijke stilte buiten de wereld van de oordopjes, zonder dat je een idee hebt wanneer je eigen liedje ongeveer afgelopen is.
Anderhalve minuut later, ik schat dat ze halverwege het nummer was, legde ze de oordopjes al op tafel. Ik schrok: vond ze het zo slecht dat ze het niet meer aan kon horen? Toen keek ik omhoog en zag haar gezicht. Tranen biggelden over haar wangen. Ik raakte onmiddellijk zelf ontroerd van het beeld, ik kan me niet herinneren dat ik iemand ooit al met mijn muziek zo had geraakt. “Dit is zó mooi”, zei ze met een mix van emoties. Na het gesprek klampte ze meteen een kennis aan: “Dit is Oliver Alexander, een fantastische singer-songwriter!”. Ook ontving ik een lijst vol nuttige contactpersonen van zalen. Wie zei dat netwerken niet leuk is?
Ik maakte niet alleen kennis met wijze managers, maar ook met een heleboel muzikanten. In je eentje spelen is namelijk erg leuk, maar het is nog veel leuker met een band om je te ondersteunen. De zoektocht naar mijn band en álles wat daar bij komt kijken… daar lees je over twee weken álles over in deel 5 van mijn blogreeks, op 3voor12 en op mijn eigen website!
Deze blog verscheen eerder op de website van 3voor12.