Deze column publiceerde ik onlangs op muzieksite Gobsmag:
Jarenlang vervloekte hij ze in stilte en smeedde hij plannen om ze (al was het maar voor twee uurtjes) het zwijgen op te leggen. Het hielp niets. Onder het motto “gedeelde smart is halve smart” deelt Oliver Alexander nu zijn nummer 1 der muzikale ergernissen: de concertkletser.
Je zult me vast niet geloven, maar als ik zelf aan het optreden ben, vind ik het helemaal niet zo erg als mensen door de muziek heen praten. Tuurlijk, je wilt het liefst dat mensen luisteren naar al die diepe emoties die je tijdens een show probeert te tonen via je liedjes. Dat gaat nu eenmaal makkelijker als mensen hun aandacht erbij hebben. Maar heb ik er echt last van als dat niet het geval is? Valt reuze mee. Ik heb een flinke monitor op het podium, dus ik hoor mezelf wel. Ik zie het als een vorm van professionaliteit om me niet door ieder wissewasje af te laten leiden. En mensen dwingen om te luisteren, dat kan natuurlijk niet. Ik ben de redelijkheid zelve als ik sta op te treden: leuk als je luistert, jammer als je dat niet doet.
Die relaxte houding staat in schril contrast met de bijna moordlustige gedachten die door mijn hoofd schieten als ik als bezoeker naar een optreden van een andere artiest ga kijken. Aan het normale pre-optreden geouwehoer, als het zaallicht nog aan is en er een CD-tje aan staat, doe ik graag mee. Maar zodra de lichten uitgaan en de artiest ten tonele verschijnt, schakel ik over in luistermodus. Ik heb immers minstens 15 euro voor m’n kaartje betaald en er is geen plek op de wereld waar ik op dat moment liever wil zijn dan in Paradiso, Tivoli of Rotown, waar nu deze artiest zijn of haar muziek deelt.
Met die instelling lijk ik in de minderheid tijdens veel concerten de laatste tijd. Bij Alain Clark’s show in Paradiso bijvoorbeeld werden tijdens de rustige nummers de weekendplannen door velen even besproken, zoals ik in mijn vorige column al kort aanstipte. Dat is eerder regel dan uitzondering, helaas. Onlangs zat ik in het gloednieuwe TivoliVredenburg, helemaal bovenin, voor een concert van Gregory Porter. Ik had al snel spijt van mijn plaatskeuze, want naast me kwam een groepje van vier mannen zitten dat van de eerste tot de laatste minuut zat te praten, lachen en zelfs bellen (!). Een keer vriendelijk vragen of het wat zachter kon help niets, daar zorgden de halve liters pils die ze mee naar boven hadden genomen wel voor. Conclusie: de heren hebben nauwelijks wat van de show meegekregen… en ik ook niet.
Ik snap oprecht niet waarom dit soort figuren überhaupt de moeite neemt om naar een concert te gaan. Bier drinken en slap ouwehoeren is veel leuker als er niet iemand doorheen staat te zingen. Maar wat doe je eraan? Ik voel me een beetje een als een zure, strenge schooljuf met autoriteitsproblemen als ik steeds maar weer probeer de concertganger op te voeden. Het lijkt dan bijna alsof ík de idioot ben, degene die afwijkt van de norm.
Gelukkig ben ik niet de enige die zich eraan ergert: discussies met muziekminnende vrienden leveren vaak dezelfde conclusie op. In zalen hoor je regelmatig een geïrriteerde “ssstttt!” klinken. Sommige artiesten vragen zelf ook actief om stilte (afhankelijk van de muzieksoort, natuurlijk). Kennelijk is het allemaal niet genoeg om de hardnekkige concertkletser de mond te snoeren. Daarom wat praktische, makkelijk uitvoerbare suggesties om het probleem aan te pakken:
– Laat door de zaal niet alleen wat studenten rondlopen met mobiele biertanks, maar ook een legertje streng kijkende juffen van middelbare leeftijd, inclusief liniaal voor het geval er teveel gepraat geconstateerd wordt;
– Stel een spontane moshpit in op de plek waar geleuter gehoord wordt, waarmee iedere vorm van verbale communicatie direct onmogelijk gemaakt wordt;
– Bouw in elke popzaal een aparte glazen cabine, direct naast de rookruimte. Deze geluidsdichte kletscabine biedt de gelegenheid aan de liefhebbers van een goed gesprek om zich daar zonder externe afleidingen op te kunnen richten;
– Plak de monden van draaideurkletsers preventief af met tape, voorafgaand aan het concert;
– Als bovenstaande oplossingen geen soelaas bieden, dient het herinvoeren van Middeleeuwse straffen (zoals vierendelen) overwogen te worden.
Hmm, het zit me toch hoger dan ik dacht. En als ik het dan toch over concertergernissen heb: waarom blijven sommige mensen die zitplaatsen op de tribune tijdens een stadionconcert hebben de hele show staan, waardoor de mensen achter ze niets meer zien (en dus ook moeten gaan staan)? Waarom gaan mensen (meestal van 2 meter of langer) in de laatste minuut voor de show begint opeens direct voor me staan? En waarom geven Nederlanders als enige volk ter wereld al-tijd een staande ovatie in plaats van zittend applaus, ook als het concert stiekem eigenlijk niet zo goed was? Hebben jullie nog aanvullingen op deze beknopte lijst met concertergernissen?
Volgende keer weer een positieve column, ik beloof het. En tot die tijd: sssssttttt!
Deze column verscheen eerder op muziekwebsite Gobsmag.