Middenin een economische crisis je baan als marketing manager vaarwel zeggen, om je volledig te kunnen richten op een carrière als singer-songwriter. Dat is precies wat Oliver Alexander vorig jaar besloot. In deze blogreeks geeft hij tweewekelijks speciaal voor 3voor12 een kijkje achter de schermen: hoe ‘word’ je singer-songwriter en hoe ziet je leven er dan plotseling uit? Een kroniek van een beginnende professionele singer-songwriter die het in de grote muziekwereld wil gaan maken. Vandaag deel 9: over zijn eerste momenten in de spotlights van het podium.
Vraag aan een muzikant wat hij of zij het allerleukste onderdeel van het muzikantenleven vindt, en je zult (bijna) altijd hetzelfde antwoord krijgen: optreden. Tuurlijk, afgesloten op je zolderkamer met een gitaartje of keyboardje werken aan nieuwe songs heeft z’n charme. Repeteren in de repetitieruimte met je band kan een hoop voldoening geven. En liedjes écht tot leven laten komen in de studio geeft een kick. Het verbleekt echter allemaal bij de ervaring die live optreden heet.
Bijna magische krachten
Dat is, zoetsappig als het klinkt, volledig te danken aan het aanwezige publiek. Mijn voormalig zangleraar Caspar de Jonge vertelde me in het verleden al vaak over de energie die je als muzikant (en zeker als zanger) moet geven op het podium. Jij moet als eerste die energie geven, om vervolgens ook energie van het publiek terug te kunnen krijgen. Die wisselwerking is de basis van ieder geslaagd optreden. Zelfs als je er niet zelf bij bent geweest, maar bijvoorbeeld een DVD van een concert bekijkt, kun je in sommige gevallen de positieve krachten tussen artiest en publiek voelen. Het is bijna magisch. Het publiek gaat niet voor niets met een goed gevoel weer naar huis na zo’n type show.
Met die wijsheid op zak stond ik vroeger al regelmatig op een podium, met bekende liedjes van anderen. Ik zong jazzstandards in de tijd dat ik mijn eigen jazzbandje had, waarbij ik ervaring opdeed met verschillende soorten optredens. Er is een wezenlijk verschil of je voor een luisterend, betrokken publiek speelt of meer een veredeld live-variant van een achtergrond-CDtje bent. Beide soorten optredens vereisen een andere aanpak.
Glitter & Glamour
De eerste keer dat ik voor zo’n avondje “achtergrondmuziek” geboekt was, ik was nog jong en naïef moet ik erbij vermelden, ging ik letterlijk met tranen in mijn ogen naar huis. “Was dit nou het muzikantenleven?”, vroeg ik me op de terugreis af. Later realiseerde ik me pas dat ik er met de verkeerde instelling naartoe gegaan was. Wie altijd glitter en glamour als muzikant verwacht, is al snel een illusie armer. Soms is het ook gewoon werk, waar de goedbedoelende amateur nog minder aan overhoudt dan een gemiddelde vakkenvuller.
Enkele jaren later werd ik de frontman van een bigband. Eén voordeel voor wie graag voor een luisterend publiek speelt: een bigband wordt nooit als achtergrondmuziek geboekt, al was het maar omdat bij de eerste noot van de 12 blazers een normaal gesprek voeren per direct totaal onmogelijk wordt. Fijn: meer show, meer glitter en glamour dus… maar nog steeds zong ik de liedjes van anderen. Klassiekers die vaak al decennialang hun kwaliteit hebben bewezen, maar ook een beetje uitgekauwde stukken die al eerder door vele andere artiesten zijn uitgevoerd.
Grote Prijs Rotterdam
Anno 2013, toen ik besloot om me na jaren op kantoor volledig op de muziek te storten, werd het tijd om niet langer de liedjes van anderen te zingen. Nu zou ik voor het eerst op de bühne gaan staan met mijn eigen liedjes, eigen band en eigen show. Zoals ik in een vorige blog al vertelde, had ik eerder in het jaar mijn band al bij elkaar gebracht en hadden we in de zomer al drie demo’s uitgebracht. De volgende logische stap was om die (en andere) songs nu ook live te gaan spelen.
In diezelfde zomer zag ik een berichtje op internet over de Grote Prijs Rotterdam (voorheen de Grote Prijs Zuid-Holland): singer-songwriters en bands uit de regio konden zich inschrijven voor deze wedstrijd. Het prijzenpakket was nog niet eens bekend of ik had me al ingeschreven. Stel je voor: meteen bij een eerste optreden winnaar van de Grote Prijs Rotterdam worden! Dat zou pas een lekkere start zijn…
Het liep aanvankelijk allemaal volgens plan. Enkele maanden na mijn spontane inschrijving, het is inmiddels oktober, hadden we een plek in de halve finale van de Grote Prijs bemachtigd. Dit keer zouden we met de hele band een kwartiertje mogen spelen, voor een publiek dat slechts zou bestaan uit de andere acts en een kritische jury. We hadden een aantal keer gerepeteerd voor het optreden en mijn bandleden waren ervan overtuigd dat Oliver Alexander tot het handjevol acts zou behoren dat de finale zou halen. Als ik mijn optimistische bandgenoten mocht geloven, was die halve finale hooguit een formaliteit richting finale.
Zo voelde het niet bepaald toen ik op de ochtend van de halve finaledag mijn ogen opende. Het zweet stond al op m’n voorhoofd voor ik ook maar een stap uit bed had gezet. Dit was het moment, nu moest het gaan gebeuren: het eerste Oliver Alexander-optreden ooit en dat ook nog eens voor juryleden. Die zag ik in mijn hoofd al nonchalant naar mij kijkend op een pen kauwen, notitieblokje in de hand.
Technisch gehannes
De pen en het notitieblokje waren inderdaad aanwezig tijdens het daadwerkelijke optreden. Of ze ook kritisch keken, kon ik in de pikdonkere zaal niet zien. We begonnen zoals van tevoren afgesproken was, het optreden ging voorbij in een waas. Na het eerste nummer werd die flow wel plots onderbroken. Het eerste nummer klonk niet fantastisch, maar omdat ik zo op zingen gefocust was, wist ik niet waar dat door kwam. Terwijl ik bezig ben met het aankondigen van het tweede nummer, hoor ik mijn toetsenist Thomas op paniekerige toon naar me fluisteren dat er iets mis is met het keyboard waar hij op speelt.
Het blijkt dat het keyboard in een verkeerde toonsoort getransponeerd is (voor de leken: je speelt dan per definitie ‘vals’) en daar ook vast in gezet is. Paniek alom. Ik probeer me er nog een beetje door te kletsen, vraag hulp van de techniek (die voor mijn gevoel pas na een eeuwigheid ook daadwerkelijk op komt dagen) en kan alleen maar duimen dat het snel opgelost wordt. Dat blijkt niet het geval te zijn: pas na vijf minuten gehannes van drie man bij het keyboard, is het euvel verholpen. De show gaat weer verder. We herpakken ons, maar er echt van genieten lukt me niet meer.
Dat viel ook de jury op, die na afloop aangeeft dat ze aan de ene kant erg positief zijn over het optreden, maar dat we te weinig plezier op het podium uitstraalden en dat het hele optreden nog wat onwennig overkwam. Dat laatste viel eenvoudigweg te verklaren doordat het ons eerste optreden was, maar daar hebben ze bij een wedstrijd uiteraard weinig boodschap aan. Een paar uur later volgt de onvermijdelijke conclusie: we gaan niet door naar de finale van de Grote Prijs Rotterdam.
Door de stromende regen (dit verzin ik niet voor het dramatische effect) loop ik daarna licht vloekend naar huis. In het gezelschap van anderen vind ik mezelf nog best een goede verliezer, maar als ik eenmaal alleen ben, baal ik als een tijger. Optreden is het leukste wat er is voor elke muzikant, maar nu even niet. Inmiddels kijk ik er natuurlijk heel anders naar: het was een onwijs leerzame ervaring om aan de wedstrijd mee te doen, één die ik elke (beginnende) muzikant kan aanraden.
Ik slaap die nacht echter slecht en neem me voor om de volgende dag meteen al mijn negatieve energie om te zetten in positieve energie: tijd om de telefoon te pakken en meer optredens te gaan regelen. Dat lukte gelukkig een stuk beter dan ik had verwacht… Meer daarover in deel 10 van mijn blog, binnenkort op deze plek!
Deze blog verscheen eerder op de website van 3voor12.