Middenin een economische crisis je baan als marketing manager vaarwel zeggen, om je volledig te kunnen richten op een carrière als singer-songwriter. Dat is precies wat Oliver Alexander vorig jaar besloot. In deze blogreeks geeft hij speciaal voor 3voor12 een kijkje achter de schermen: hoe ‘word’ je singer-songwriter en hoe ziet je leven er dan plotseling uit? Een kroniek van een beginnende professionele singer-songwriter die het in de grote muziekwereld wil gaan maken. Vandaag deel 10: over het binnenhalen van de eerste optredens, afwijzing en vastberadenheid.
Zoals je in mijn vorige blog kon lezen, had ik eind vorig jaar na vele maanden voorbereidingen eindelijk mijn eerste optreden geregeld. Tijdens de Grote Prijs van Rotterdam, welteverstaan. Een kwartier speeltijd voor een jury en een verder lege, donkere zaal: niet bepaald een doorsnee optreden. Daarom werd het na deelname aan die wedstrijd tijd voor échte gigs, vond ik. Maar hoe krijg je die op eigen houtje binnen, zonder professionele boeker of manager aan je zijde?
In mijn vorige baan, toen ik nog op kantoor als Marketing Manager werkte, was ik gewend om de hele dag door mailtjes en belletjes te krijgen van mensen die wat van me moesten hebben. Tijdschriften die advertenties moesten verkopen, bedrijven die een samenwerking met ons op wilden zetten, dat soort dingen. Vriendelijke heren en dames die maar wat graag in contact met me wilden komen, terwijl ik daar niet zo op zat te wachten. Als ik immers iedereen die me belde of mailde met verzoekjes z’n zin had gegeven, was mijn werkgever al drie keer failliet geweest. Dus reageerde ik altijd wel, maar wel in mijn eigen tempo. Dat kon wel even duren dus.
Recordpoging
Toen ik vorig jaar officieel singer-songwriter in de grote muziekwereld werd, merkte ik dat de rollen nu precies omgedraaid waren. Niet langer was ik degene die platgebeld en –gemaild werd, maar moest ik juist die vriendelijke kerel zijn die ánderen benaderde. Niet zo gek, want zoals ik al in een eerdere blog schreef, ben je als beginnende muzikant één van de velen. Voor jou niet tien, maar vijftig anderen. Organisatoren, kroegbazen en programmeurs worden doodgegooid met aanbiedingen van muzikanten om te komen spelen. Je zult dus op moeten opvallen. Ik wilde dolgraag gaan optreden met mijn pas geformeerde band. Dat ging echt niet gebeuren als ik een recordpoging “hangen op de bank en staren naar de telefoon tot hij gaat rinkelen” zou ondernemen… dus moest ik zelf aan de bak.
Dat viel in het begin bepaald niet mee. Ik ging eind vorig jaar, direct na het spelen bij de Grote Prijs van Rotterdam, voortvarend aan de slag. Ik mailde plekken waarvan ik dacht dat mijn muziek er goed zou passen, waar ik graag zou willen spelen en die me passend leken voor de nog onbekende muzikant. Geen e-mail bombardementen naar honderden zalen in de hoop dat er wat tussen zou zitten, maar juist een aantal gerichte mailtjes. De reacties verbaasden me…
Of beter gezegd, er kwamen eigenlijk helemaal geen reacties. Geen “nee”, geen “laat me met rust”, gewoon niks. Ik overdrijf niet als ik hier beweer dat ik per tien verstuurde mailtjes hooguit twee reacties kreeg. En die waren dan ook nog eens meestal afwijzend, om uiteenlopende redenen. De locatie is te klein voor een hele band, het programma zit tot februari 2023 al vol of de locatie is net failliet (echt meegemaakt). Na een paar weken enthousiast mailen stond de teller nog steeds op nul gigs. Het was allemaal niet echt om vrolijk van te worden.
“Hij is even in bespreking”
Toen herinnerde ik me de werkwijze van de heren en dames die me vroeger advertenties hadden geprobeerd aan te smeren. Ze mailden of belden, maar lieten vervolgens niet los tot ze een “nee” of (uiteraard liever) een “ja” van me hadden. Dat past ook eigenlijk prima bij mijn karakter: over het algemeen valt er prima te leven met een “nee”, maar een totaal gebrek aan reactie is juist veel frustrerender.
Het werd dus de hoogste tijd om eens de telefoon te pakken en de mensen op te gaan bellen die ik de afgelopen tijd een mailtje had gestuurd, maar waar ik al weken niets van gehoord had. Dat strandde in veel gevallen al direct nadat de telefoon was overgegaan: programmeur X is ziek/vrij/op vakantie/in bespreking/al een tijdje op de WC/zijn hond aan het uitlaten/”net even niet op z’n plek, heel raar”/overspannen thuis – you name it, ik heb het allemaal gehoord.
Ik stel me zo voor dat veel muzikanten er na één of twee van zulke frustrerende belletjes helemaal klaar mee zijn. Voor mij begon het toen eigenlijk pas. Het werd bijna een sport om die man met 58 besprekingen per dag wél aan de lijn te krijgen. Ik merkte dat terugbelverzoeken niet hielpen. Het leek wel alsof alle secretaresses van Nederland met elkaar in één of ander duister verbond zitten, waarbij regel nummer 1 is dat een terugbelverzoek nooit doorgegeven wordt (of de persoon in kwestie wilde gewoon niet terugbellen, dat kan ook natuurlijk). Dus belde ik. En belde ik nog eens. En nog eens. Het record staat op 11 keer bellen naar dezelfde persoon, op verschillende dagen. Net zolang tot ik de man of vrouw die ik moest hebben aan de lijn kreeg en kon vragen wat hij van mijn mailtje vond.
Aan de andere kant van de lijn werd het dan meestal doodstil. Vervolgens kwamen er dingen als “Welk mailtje was dat?”, “Ik moet even kijken” of “Oh, heb je dat naar info@festivalnaam.nl gestuurd? Die lezen we nooit.”: slechts een greep uit de dingen die ik te horen kreeg. Uit alles bleek dat ík degene was die iets van hén wilde en nog niet zozeer andersom. Je moet er wat voor overhebben, zo’n carrière als singer-songwriter.
De aanhouder wint
Langzaam maar zeker druppelden de positieve reacties echter binnen, al was er nog niets definitief. Ook dat is een regel die ik als singer-songwriter snel op de harde manier leerde: zolang je geen 100% toezegging hebt, kan alles alsnog opeens niet doorgaan. Soms zonder duidelijke reden. Ook daar moet je mee om leren gaan.
De aanhouder bleek gelukkig toch te winnen. Er kwam uiteindelijk een aantal “zekerheidjes” binnen: ik werd geboekt voor diverse singer-songwriter avonden, kwam in de programmering van Stukafest Delft en Rotterdam terecht en we werden met de hele band gevraagd om bij de opening van het nieuwe Rotterdam Centraal Station te spelen. Vooral die laatste was een belangrijke mijlpaal, waarover ik je binnenkort nog meer zal vertellen.
Deze paar optredens besloegen slechts de eerste paar maanden van 2014, maar waren al genoeg om me samen met mijn band een aantal keer goed op te sluiten in de repetitieruimte. Want hoe bereid je je eigenlijk voor op zulke optredens? En hoe gaat dat live spelen uiteindelijk in z’n werk? Je leest het volgende keer, in deel 11 van deze blogreeks!
Deze blog verscheen eerder op de website van 3voor12.