Middenin een economische crisis je baan als marketing manager vaarwel zeggen, om je volledig te kunnen richten op een carrière als singer-songwriter. Dat is precies wat Oliver Alexander eind vorig jaar besloot. In deze blogreeks geeft hij tweewekelijks speciaal voor 3voor12 een kijkje achter de schermen: hoe ‘word’ je singer-songwriter en hoe ziet je leven er dan plotseling uit? Een kroniek van een beginnende professionele singer-songwriter die het in de grote muziekwereld wil gaan maken. Vandaag deel 6: over demo-opnames, krukken en een heleboel onzekerheid.
Zoals je in mijn vorige blog kon lezen, had ik in april van dit jaar mijn band rond. Een drummer, bassist, toetsenist en gitarist ondersteunen me voortaan bij het uitvoeren van mijn muziek. Het bijeenbrengen van de muzikanten ging verbazingwekkend snel, waardoor we amper een week na de audities al in de repetitieruimte bijeen kwamen voor de eerste ‘echte’ repetitie. Het eerste punt op de agenda? Drie liedjes tot in de puntjes voorbereiden, om die vervolgens enkele weken later al op te gaan nemen in een professionele studio.
Voor beginnende muzikanten is het altijd lastig kiezen waar je je als eerste op moet focussen. Ga je eerst je best doen om veel op te treden en zo ervaring op te doen? Of richt je je juist eerst op het opnemen van wat materiaal, om zo het krijgen van optredens makkelijker te maken? Beide routes hebben hun voor- en nadelen.
Roulettetafel
Snel veel optreden klinkt goed, maar krijg dat maar eens gedaan zonder een seconde van je eigen muziek te kunnen laten horen. Zelfs het plaatselijke café zal liever al z’n geld op rood zetten bij een roulettetafel dan een bandje boeken dat nog niet eens een demo heeft uitgebracht. Nadelen van snel de studio in gaan zijn er ook: voorlopig treed je dan niet op. Bovendien gaan liedjes als je ze vaker speelt over het algemeen ook steeds beter klinken… maar als je ze dan allang opgenomen hebt, hoor je daar op de plaat natuurlijk niets van.
Ik hoefde niet lang te wikken en te wegen om een knoop door te hakken: ik besloot om eerst voor het produceren van goede demo’s te gaan. Niet alleen omdat het gewoon gaaf is om wat van je eigen liedjes te vereeuwigen (een CD-tje is nog steeds een leuke conversatiestarter op feesten en partijen..), maar vooral omdat het deuren in de muziek business zou kunnen gaan openen.
Direct nadat ik met de band voor het eerst gerepeteerd had, vond ik de tijd rijp om de beoogde producer voor de demo’s te benaderen. In mijn studententijd had ik al eens een Nederlandstalig liedje geschreven, dat ik opnam bij een Amsterdamse producer, Jens Munnik. Hij studeerde destijds zelf ook en de studio waarin we toen opnamen bleek zich bij hem thuis te bevinden. Eerlijk is eerlijk, mijn verwachtingen waren bij het betreden van zijn slaapkamer annex opnameruimte niet bepaald hooggespannen. Ik bleek er flink naast te zitten. Jens is één van de weinige producers die ik heb leren kennen te zijn die niet simpelweg op “record” drukt om een track op te nemen, maar ook echt van A tot Z betrokken is bij het liedje. Kwaliteit bleek bij hem voorop te staan, waardoor mijn studentenliedje tot mijn verbazing uitgroeide tot een goed geproduceerde track. Na jaren mailde ik Jens dus weer om mijn plannen met hem te delen. Een enthousiaste reactie volgde.
Te vroeg gejuicht
Zo gebeurde het dat ik een week later al in Jens’ woonkamer zat en een aantal liedjes voor hem op de piano speelde. Ik heb tientallen liedjes ‘op de plank’ liggen, dus er moest even kritisch gekozen worden. We werden het erover eens dat we voor grote variatie tussen de verschillende nummers moesten gaan: een ballad, een swingend medium tempo nummer en een krachtiger, funky nummer. Volgende punt op het lijstje was het prikken van een datum voor het studioweekend (dat inmiddels niet meer in Jens’ slaapkamer hoefde), waarin de tracks met de volledige band opgenomen zouden worden. Met de drie gekozen stukken ging ik de repetitieruimte in.
De repetities verliepen in de daarop volgende weken verliepen voorspoedig: de liedjes die ik op mijn piano had bedacht, kwamen met de band echt tot leven. Dat is misschien wel één van de tofste gevoelens die je als songwriter kunt hebben. In je hoofd speelt een band altijd al met je mee, maar met een imaginaire band kun je nu eenmaal moeilijk een plaat maken. Nu de muziek echt bij elkaar kwam (en na het nodige schaafwerk) waren we er (bijna) klaar voor. Tijd voor de generale repetitie… en daarna de studio in!
Dat bleek iets te vroeg gejuicht. Na de laatste repetitie voor de opnames wilde Daan (mijn drummer) snel zijn spullen inpakken. Iets te snel, want prompt glijdt hij uit over een openliggende bekkenkoffer. Een schreeuw. Alle andere bandleden kijken om en we weten meteen dat er iets helemaal niet in orde is. “Het gaat wel”, zegt Daan optimistisch, de repetitieruimte uit strompelend. ’s Avonds krijg ik een belletje dat hij met een verrekte enkelband bij de EHBO-post zit en ‘voorlopig’ op krukken moet lopen.
Op de been
Hoe erg ik normaal ook begaan ben met het lot van mijn gewaardeerde bandleden, op dat moment schoot er maar één ding door mijn hoofd: de opnames starten over precies vijf dagen. En als je drummer niet kan lopen, kan hij zéker ook niet een volledig, intensief weekend drummen. Paniek in de tent. Alle opties worden in allerijl besproken: opnames uitstellen? Door drukke agenda’s betekent dat waarschijnlijk dat de demo’s pas maanden later opgenomen kunnen worden, wat een enorme vertraging zou opleveren. Drums pas later inspelen en de rest alvast opnemen? Alsjeblieft niet. Een andere drummer dan? Om allerlei redenen ook een belabberd idee. Dus dan maar duimen, heel veel duimen dat Daan op tijd weer op de been is (letterlijk en figuurlijk). De band bestrijdt ondertussen de spanning met meer woordgrappen over benen, voeten, enkels en tenen.
Twee dagen voor de opnames krijg ik weer een telefoontje van Daan. Hij zegt dat drummen tijdens het studioweekend gaat lukken. Ik maak me nog steeds zorgen, want ik ken hem als iemand die wil doorzetten, zelfs als zijn lichaam het niet toestaat. Toch besluit ik om de gok te nemen en de opnames definitief door te laten gaan. Zaterdagochtend startten we in een Rotterdamse studio met de opnames van wat later Oliver Alexander – The Demo Recordings zou gaan heten. Daan kon nog geen marathons rennen met z’n enkel, maar drumde weer, zoals gebruikelijk, als een beest. Het opnameweekend in een paar woorden: intensief, inspirerend en ook gewoon ontzettend tof.
Na het weekend werkte ik met Jens nog aan het fine tunen van de opnames. Daarbij ga je er niet met de Franse slag doorheen, maar focus je op elk minuscuul detail. Ik weet zeker dat we sommige fragmentjes wel 50 keer hebben teruggeluisterd. Een effectieve methode om zelfs van je eigen composities in korte tijd even schoon genoeg te krijgen… maar alles voor het goede doel! Het resultaat van alle inspanningen van Jens, de band (inclusief manke Daan) en mijzelf kun je hier beluisteren: http://www.oliveralexander.nl/music/
De demo’s waren dus gelukkig goed opgenomen, maar wat moest ik daar vervolgens mee doen? Er diende zich een mooie gelegenheid aan om voor het eerst mijn muziek te laten horen aan (en beoordelen door) mensen uit de Nederlandse muziekindustrie: de Muzikantendag in Rotterdam. Hoe zit die muziekindustrie in Nederland eigenlijk in elkaar? En hoe verging het me op deze dag vol hoopvolle muzikanten en kritische vakmensen? Ik praat je daarover graag bij in deel 7 van mijn blogreeks, over 2 weken op deze plek!